
Welkom op de site van de VES
U kunt ons bereiken via de bestuurspagina
Of door het contactformulier in te vullen
Welkom op de site van de VES
U kunt ons bereiken via de bestuurspagina
Of door het contactformulier in te vullen
Galop
De galop van een Engelse Setter is een gemakkelijke en ruime galop. Een Setter beweegt zeer elegant en dicht tegen de grond, “rasante” zoals de Fransen en Italianen dit omschrijven. De Setter is elastisch, waardoor hij de glooiingen van het terrein probleemloos aanpakt. Het lijkt hierdoor het alsof het bewegen door het terrein hem geen enkele moeite kost.
De rug is horizontaal en schijnbaar onbeweeglijk. De staart wordt gedragen in het verlengde van of lager dan de wervelkolom, in de vorm van een kromzwaard, zonder de neiging te hebben om naar boven te krullen. Bij verandering van richting kan de staart soms een beetje als roer gebruikt worden. Bij een verandering in snelheid, kan de staartdracht soms wat variëren in hoogte, zeker op het punt.
Bouw
Een Engelse Setter is "mooi", wanneer hij door zijn morfologie kan bewegen als een kat.
Enkele typerende kenmerken voor de Engelse Setter zijn:
Kophouding
De houding van het hoofd en de neus is minimaal in lijn met de rug of erboven, maar mag niet op een constante en starre manier hoog gedragen worden zoals bij de Pointer. Honden met een kophouding lager dan de ruglijn hebben een zgn. hamerhoofd. Dit is absoluut ongewenst.
Het hoofd is mobieler, altijd zoekend naar verwaaiing. De jagende Setter is tijdens het werk altijd volledig geconcentreerd op zijn neus, waardoor het bijna lijkt alsof de hond automatisch in de verwaaiing komt.
De oren, levendig en licht, bewegen bij elke galopsprong, zonder te veel boven en onder de schedel te fladderen.
Quête
Quête is ander woord voor het parcours wat een hond aflegt. In de wedstrijdvorm die wij hier kennen, lopen de honden een parcours ongeveer 200 meter links en 200 meter rechts van de voorjager. Naast deze quête de chasse, bestaat er een klasse waarin de honden nog veel groter lopen, de grande quête. Dit is alleen voor de beste honden weggelegd, alhoewel er wel heel veel honden getraind worden om de quête de chasse te ontstijgen. In deze gevallen heeft het dus niets met aanleg te maken. Tijdens een wedstrijd worden honden geacht 12 tot 15 minuten te jagen. Dit doen ze op volle snelheid en ze mogen geen stukje overslaan.
De quête van een Setter is ruim. De Setter gaat secuur te werk met veel elegantie, terwijl de Pointer meer atletisch en kracht uitstraalt.
De galop is erg stil en de beweging van de poten zo harmonieus, dat vaak, zeker als de vegetatie een beetje hoog is, de indruk gewekt wordt dat de hond als door een onzichtbare draad lijkt te worden voortgetrokken. Het lijkt alsof de hond op wielen loopt.
De quête is niet rechttoe rechtaan, maar de Setter volgt de natuurlijke lijnen van het terrein en zal ook elke verwaaiing inspecteren. Hierbij blijft de Setter wel altijd in zijn quête, d.w.z. de beide diagonale uitersten blijven ongeveer gelijk.
Verwaaiing
De geur van wild waarop de honden werken, noemen we verwaaiing. Door de enorm goede neus van een Setter heeft hij slechts een klein beetje van deze “wildgeur” nodig om wild te kunnen traceren, hoe goed ze zich ook verstoppen. Als we het in deze standaard over wild hebben, hebben we het doorgaans over veerwild. Meer specifiek patrijs, fazant of kwartel.
Zodra de Setter in de verwaaiing komt, zakt hij door zijn lichaam, soms komt alleen de neus nog tevoorschijn uit het hoge gras. Tijdens het coulé* probeert de Setter de verwaaiing zo direct mogelijk te volgen. Dit doet hij op een voorzichtige, maar ook zelfverzekerde manier. Tijdens het coulé beweegt de Setter zich in draf of stap kruipend voort, het borstbeen zo dicht mogelijk tegen de grond, waarbij je duidelijk de spieren kunt zien bewegen en waarbij ook de zo karakteristieke beweging van de schouderbladen goed te zien is en ook de uitzonderlijke manier waarop de Setter in staat is zijn gewrichten maximaal te buigen. Dit alles kan goed omschreven worden als “katachtig”.
Als hij ervan overtuigd is dat het wild al weg is, staat hij geleidelijk op en, zijn tempo opvoerend, hervat hij zijn quête.
Als het wild er nog wel is, zal hij couleren om het wild zo dicht mogelijk te benaderen en komt uiteindelijk tot voorstaan (staan). Dit voorstaan is vaak met een enorme intensiteit, de kop in een grimas en een fonkelend oog.
Voorstaan of punt
Tijdens het voorstaan (maken van een punt) is de hond het wild zo dicht genaderd, dat de vogel niet meer weg durft te lopen. Hij drukt zich, zoals dit heet. De vogel maakt zich zo klein mogelijk, zodat hij zo min mogelijk verwaaiing afgeeft. Het enige wat hij nu nog kan doen, is opvliegen om aan zijn belager te ontkomen. Dit is het hele doel van de wedstrijd, om in een rastypische stijl het veld op een systematische manier af te zoeken, op zoek naar wild. Zodra dit gevonden is en de hond maakt een punt, zullen de voorjager samen met zijn hond de laatste stappen zetten, om de vogel te laten vliegen. Er wordt tijdens de wedstrijden alleen met een alarmpistool geschoten om de jachtpraktijk na te bootsen. Het wild wordt dus niet geschoten.
Wat zegt de werkstandaard nu over het voorstaan van een Engelse Setter?
Tijdens het voorstaan is het hoofd opgericht, met de neusbrug horizontaal of opgericht, de oren naar achteren gevouwen, slechts af en toe rechtop. Bij haas of als de hond heel dicht onder het wild gekomen is, zijn de oren meestal rechtopstaand.
Door de manier waarop de Setter zijn punten maakt, laag of zelfs liggend, zou het voor hem mogelijk het wild veel dichter te benaderen dan een Pointer. De Pointer maakt zijn punten hoog, hij staat rechtop, waardoor hij zo veel zichtbaarder is voor het wild.
Wanneer het wild probeert weg te lopen, volgt de Engelse setter hem, ervoor zorgend dat hij nooit het contact zal verliezen. Hij blijft dus continue die directe verwaaiing volgen. Dit doet hij op een manier die je zou kunnen omschrijven als slangachtig en/of panterachtig; maar altijd op een enorm soepele en elastische manier.
Zodra de Setter in de verwaaiing komt of tot voorstaan komt, zakt hij dus door zijn poten. Bang om gezien te worden als hij het wild zo dicht mogelijk wil benaderen. Dit hoeft alleen niet altijd het geval te zijn. Als er een goede wind is en de vegetatie voldoende hoog, dan zal een Setter zich minder laten zakken en blijft hij verder van het wild staan.
Het patron.
Het patron is een ander woord voor het respecteren van het punt van de andere hond, de koppelgenoot. In veel wedstrijden wordt er in koppel gelopen, d.w.z. 2 voorjagers met elk kun eigen hond gaan de competitie aan. Zodra de ene hond verwaaiing krijgt en tot voorstaan komt, moet de andere hond dit respecteren en dit doet hij door op voldoende afstand van de voorstaande hond stil te gaan staan.
Het patron van de Engelse Setter weerspiegelt zijn persoonlijkheid: vloeiend, flexibel en vaak in de stijl van zijn punten. Vaak gaat de patronerende Setter dus ook liggen.
*Coulé of couleren: Wanneer de Setter direct contact heeft met wild d.m.v. verwaaiing, zal hij in deze geurkolom blijven om te proberen het wild zo dicht mogelijk te benaderen. In de praktijk ziet dit eruit als een hond met een uitgestrekte kop die heel doelbewust iets lijkt te volgen.
Marjolein Kamman
Bronvermelding
Club du Setter Anglais
Società Italiana Setters